C.S. Lewis, Gedachten over de Psalmen, [2009], 19 We hoeven er dan ook helemaal niet van uit te gaan dat de psalmdichters ernaast zitten of dat ze liegen wanneer ze op een bepaald tegenover een bepaalde vijand het recht geheel aan hun zijde menen te hebben Hun manier van zeggen kan ons tegen de borst stuiten en kan de indruk wekken dat het onbeminnelijke mensen zijn. Maar dat is iets anders. ... Maar uiteraard vervallen ze al vlug in de noodlottige verwarring tussen het recht aan je zijde hebben en rechtvaardig zijn. In Psalm 7 zien we de overgang van het een in het ander.
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De HEERE zal den volken recht doen; richt mij, HEERE, naar mijn [21]gerechtigheid, en naar mijn oprechtigheid, [die] bij mij is. 21. Dat is, naar de rechtvaardigheid mijner zaak; gelijk dikwijls in dit boek. Zie de verklaring onder hfdst.9 vs.5.